'Valse' vitamines ontmaskerd

  Professionals

We kennen officieel dertien vitamines. Stuk voor stuk spelen ze een essentiële rol bij de groei, het herstel en het goed functioneren van het lichaam. We maken ze niet, of niet voldoende zelf. Maar wie in winkels en op internet rondkijkt, komt veel meer stoffen tegen die ook vitamines worden genoemd. Soms is het een oude benaming voor één van de dertien, maar er zijn ook stoffen die ten onrechte de naam vitamine hebben gekregen. Tijd om ze te ontmaskeren!

Groep 1: oude vitamines in nieuw jasje

Sommige namen voor vitamines zijn verouderd. Zo was het vroeger heel normaal om het te hebben over vitamine H of vitamine Bw als je de stof biotine bedoelde. Tegenwoordig gebruiken we vaker vitamine B8. Maar ook de term biotine mag gebruikt worden. Deze vitamine draagt bij aan de voorziening van energie in het lichaam. Dit geldt ook voor riboflavine, oftewel vitamine B2. Deze vitamine heette voorheen vitamine G. Nog iets lastiger is het bij foliumzuur. Vroeger werd deze vitamine aangeduid als vitamine M. In onder meer Duitsland, Frankrijk en de Verenigde Staten spreken ze over vitamine B9, terwijl wij het in Nederland hebben over vitamine B11. Best verwarrend. Foliumzuur is van belang voor een goed functionerend zenuwstelsel en immuunsysteem. Foliumzuur speelt ook een belangrijke rol bij de vorming van rode bloedcellen, het erfelijk materiaal (DNA) en gezonde groei tijdens de zwangerschap.

Groep 2: Halfvitamines

Stoffen die ooit de naam vitamine kregen, maar later iets anders bleken te zijn worden wel halfvitamines genoemd. Een voorbeeld is vitamine F. Daarmee worden meervoudig onverzadigde vetzuren, zoals linolzuur en linoleenzuur aangeduid. Hoewel het lichaam er tenminste enkele grammen per dag van nodig heeft, hebben vetzuren hebben andere structuur en worden ze daarom niet tot de vitamines gerekend.

Groep 3: wel van belang, maar geen vitamine

Er zijn stoffen die een positieve invloed hebben op de gezondheid, maar officieel geen vitamine genoemd mogen worden. Ze zijn namelijk niet essentieel, of het lichaam kan ze zelf voldoende aanmaken. Een voorbeeld is vitamine B4, choline. Het is een onderdeel van ons erfelijk materiaal en wordt door het lichaam zelf gemaakt. Het geldt ook voor vitamine B13, nodig voor de aanmaak van DNA. Het lichaam kan deze stof, orootzuur, ook zelf produceren. Bioflavonoïden horen tevens in dit rijtje thuis. Deze zogenoemde bioactieve stoffen staan ook wel bekend als vitamine P. Mogelijk goed voor de gezondheid, maar het lichaam kan ook zonder. Het is een vitamine-achtige stof die in alle menselijke en dierlijke cellen voorkomt. Co-enzym Q10 speelt een rol bij de energievoorziening in het lichaam. Het is ook een antioxidant. Q10 is een lichaamseigen stof en daarmee geen vitamine.

Groep 4: onnodig en zinloos

Sommige stoffen zijn onnodig of zelfs zinloos en verdienen daarom de benaming ‘vitamine’ eigenlijk niet. Van de stof pangaminezuur, bekend als vitamine B15, is zelfs nooit een functie voor de mens aangetoond. Vitamine U is een stofje met de naam methylmethioninesulfonium chloride. Het komt voor in sommige koolsoorten en is niet nodig voor onze stofwisseling.

B17: gevaarlijk Laetriel is bekend als vitamine B17. Deze stof, die ook wel amygdaline wordt genoemd, is de bitterstof uit amandelen. Deze stof wordt als anti-kankerstof aangeprezen, maar dat is nooit uit onderzoek naar voren gekomen. Laetriel kan zelfs gevaarlijk zijn: de stof wordt in het lichaam omgezet en daarbij komt het giftige cyanide vrij.